In de mentorklas van meneer Stam zitten 30 leerlingen.
Er wordt een klassenuitje georganiseerd: meneer Stam wil met zijn leerlingen gaan bowlen.
Alle leerlingen bepalen zelf of ze mee willen of niet en geven dit door aan de mentor.
Meneer Stam houdt nauwkeurig bij wie er wel en niet mee gaan.
Bij de leerlingen die mee gaan, komt er een krulletje achter de naam.
Bij leerlingen die niet mee gaan, zet hij een kruisje.
Meneer Stam wil het klassenuitje alleen door laten gaan als minimaal 90% van de klas zin heeft om mee te gaan.
Op hoeveel manieren kan meneer Stam de namenlijst dan invullen?
Hoeveel procent van het totaal aantal manieren is dat?
Er wordt een klassenuitje georganiseerd: meneer Stam wil met zijn leerlingen gaan bowlen.
Alle leerlingen bepalen zelf of ze mee willen of niet en geven dit door aan de mentor.
Meneer Stam houdt nauwkeurig bij wie er wel en niet mee gaan.
Bij de leerlingen die mee gaan, komt er een krulletje achter de naam.
Bij leerlingen die niet mee gaan, zet hij een kruisje.
Meneer Stam wil het klassenuitje alleen door laten gaan als minimaal 90% van de klas zin heeft om mee te gaan.
Op hoeveel manieren kan meneer Stam de namenlijst dan invullen?
Hoeveel procent van het totaal aantal manieren is dat?