Vijf jongens maken in een proefwerkweek een toets van de volgende vakken: Nederlands, Engels, geschiedenis, aardrijkskunde, economie en wiskunde.
De mentor vraagt ze aan welke toets ze het beste gevoel hebben overgehouden.
Op hoeveel manieren kan deze vraag beantwoord worden?
De mentor vraagt ze aan welke toets ze het beste gevoel hebben overgehouden.
Op hoeveel manieren kan deze vraag beantwoord worden?