Opgave - 26

Liselotte wil een huisje op een vakantiepark boeken. Ze twijfelt tussen drie parken, A, B en C. In de tabel hieronder zie je waar de totale vakantiekosten op gebaseerd zijn.

$\begin{array}{cccc}& \mathbf{A}& \mathbf{B}& \mathbf{C}\\ \mathbf{P}\mathbf{r}\mathbf{i}\mathbf{j}\mathbf{s}\mathbf{p}\mathbf{e}\mathbf{r}\mathbf{o}\mathbf{v}\mathbf{e}\mathbf{r}\mathbf{n}\mathbf{a}\mathbf{c}\mathbf{h}\mathbf{t}\mathbf{i}\mathbf{n}\mathbf{g}& 15& 20& 25\\ \mathbf{E}\mathbf{e}\mathbf{n}\mathbf{m}\mathbf{a}\mathbf{l}\mathbf{i}\mathbf{g}\mathbf{e}\mathbf{s}\mathbf{c}\mathbf{h}\mathbf{o}\mathbf{o}\mathbf{n}\mathbf{m}\mathbf{a}\mathbf{a}\mathbf{k}\mathbf{k}\mathbf{o}\mathbf{s}\mathbf{t}\mathbf{e}\mathbf{n}& 30& 20& 10\end{array}$

Voor de totale kosten geldt dat de verhouding tussen park A en B gelijk is aan 6 : 7. Wat is de verhouding van de totale kosten A : B : C voor deze vakantie?